
Door Maria de Kleijn-Lloyd
Artificiële intelligentie (AI) wordt vaak omschreven als een containerbegrip dat het vermogen van computers beschrijft om menselijke oordeelsvorming na te bootsen. De menselijke maat, het menselijke oordeel staat dus centraal. Daarmee bedoelen we vaak een ‘betere versie’ van die menselijke oordeelsvorming. Bijvoorbeeld, een routeplanner is alleen een succes als deze tijdwinst oplevert ten opzichte van het handmatige alternatief. Of een algoritme dat foto’s van verdachte moedervlekken beoordeelt op mogelijk melanoom, zal niet in de huisartsenpraktijk worden gebruikt als de huisarts het met het blote oog beter kan.
De twee bovenstaande voorbeelden zijn typisch voor veel AI-toepassingen van de huidige generatie. Deze hebben een aantal zaken met elkaar gemeen. Ten eerste: het gaat om duidelijk gedefinieerde problemen, zoals ‘wat is de snelste route van A naar B’. Ten tweede: er is een enorme hoeveelheid relevante data beschikbaar, vaak ook in real time. Ten derde, daarmee verbonden: het gaat om beslissingen die de mens zeer vaak maakt en niet te veel tijd aan kwijt wil of kan zijn. Routinematig dus. In deze situaties kan een goed algoritme met de juiste data sneller, goedkoper en preciezer (want er kan meer informatie worden meegewogen) resultaat geven.
Er zijn enorm veel toepassingsgebieden die aan de drie criteria hierboven voldoen. Het potentieel en de impact van AI is enorm, zowel breed als diep. AI in zijn huidige vorm is geen sciencefiction, maar de realiteit van vandaag en de belofte van morgen. Dit besef is in alle geledingen van de maatschappij doorgedrongen. Er is een besef van groot potentieel, maar ook een van internationale competitie. AI verandert hoe we leven en werken. Denk aan mogelijkheden om betere medische diagnoses te stellen en behandeling op maat te bieden; economische groei; groter dagelijks gemak. Aan de andere kant is men ook bezorgd. Bij de groei van geautomatiseerd datagebruik luiden alarmbellen rondom privacy, verlies van zelfbeschikking, manipulatie, verlies van banen en polarisatie van de samenleving. Het is duidelijk dat we als samenleving ‘iets’ met AI moeten en er ‘iets’ van moeten vinden om zo tot juiste besluitvorming te komen. Dat begint met een gedeeld besef waar we het eigenlijk over hebben als we ‘AI’ zeggen. Bij Elsevier stelden we ons vorig jaar deze vraag. Uit dat onderzoek is gebleken dat verschillende delen van de samenleving – media, onderwijs, wetenschap en industrie – zeer verschillend praten over AI. Ze gebruiken letterlijk andere woorden. En, bij gebrek aan een gedeeld, realistisch beeld halen boude uitspraken makkelijk het nieuws: ‘Killer robots nemen de wereld over’, ‘Nooit meer hoeven werken’.
De dialoog naar een hoger plan brengen, in het belang van de samenleving, is nodig. En het is dringend, want de toekomst staat voor de deur, nee, is er zelfs al. Ik hoop dat deze studie een handvat vormt voor een geïnformeerde dialoog in onze samenleving over hoe we de toekomst van AI willen vormgeven met elkaar, op basis van een realistisch begrip van wat AI is en kan worden. Met andere woorden: de menselijke maat in AI formuleren, zodat AI op de juiste wijze ten dienste staat van de mens. Deze dialoog kan niet aan algoritmen worden overgelaten. Menselijk oordeel: juist als de kaders niet vastliggen, niet alle data beschikbaar is en het geen routinematige beslissing aangaat, is de mens aan zet. Ik doe mee. U ook?
Maria de Kleijn-Lloyd | Senior Vice President,
Elsevier Analytical Services
Voorzitter denktank STT toekomstverkenning AI