Het is soms makkelijk om te vergeten hoe jong onze moderne wereld is. Elk jaar op vakantie in door robots gemaakte auto’s. Betaalbare kleding uit verre landen vandaag besteld, morgen in huis. Internet en social media in je broekzak. Allemaal vanzelfsprekend. En allemaal sinds kort. De snelheid van deze veranderingen geeft een interessante kijk op de huidige hype rond artificiële intelligentie (AI). Illustratief is de veranderende toekomstbelofte waarmee opeenvolgende generaties te maken kregen. Rond 1970 gingen de eerste boodschappen over de voorganger van ons huidige internet, onder andere ontworpen om militaire communicatienetwerken beter bestand te maken tegen een atoomaanval. Beloften voor de toekomst balanceerden dan ook tussen goedkope nucleaire energie en een dreigende nucleaire Apocalyps. Moderne techniek domineerde onze verwachtingen al wel. Informatietechnologie speelde alleen nog geen hoofdrol.
Een generatie later, in 1995, kreeg ik als AI-student aan de Universiteit van Amsterdam mijn eerste e-mailadres. Niet gangbaar onder mijn ‘gewone’ vrienden. Ook dagelijks toegang tot het internet was nieuw. Klik op een door Tim Berners-Lee bedachte blauwe hyperlink en een document uit Australië stond al op je scherm voordat de thee klaar was. Een omwenteling van de entertainmentindustrie was niet het eerste waar we aan dachten, maar dat dit alles zou veranderen stond vast. Deze toekomstbelofte maakte ons een bevoorrechte generatie: binnen één mensenleven van saai naar sci-fi. Als je het kon bedenken, dan ging je het waarschijnlijk nog meemaken.
Een van mijn vrienden bedacht bijvoorbeeld een website waarop mensen hun hobby’s, vakantiefoto’s, en karakterprofielen konden plaatsen. AI zou al deze informatie filteren, sorteren, en doorzoekbaar maken. Mensen met gelijke interesses zouden met elkaar in contact gebracht kunnen worden. Bovendien zou alles betaald worden door middel van gerichte advertenties. Ja, mooi idee. Alleen kon dat natuurlijk nooit. We hebben die website daarom niet gebouwd. Tien jaar later hoefde dat ook niet meer. En die omwenteling gaf nog meer lading aan de toekomstbelofte. Voor het eerst kregen we zoiets als technologie-gedreven verwachtings-stress. Een toekomst die alle kanten op kan gaan is een vreemde last om te moeten dragen. Nieuwe markten, nieuwe medicijnen, nieuwe media. Pluk je de vruchten van alle technologie die nog gaat komen, of hangt de tak toch net te hoog?
De hype rond AI is iets vergelijkbaars. Het is de combinatie van een enorme toekomstbelofte voor de generatie van 2020, met een even grote onzekerheid. Sommigen zien AI als de laatste uitvinding van de mens. De uitvinding die alle komende uitvindingen vóór ons gaat doen. Misschien terecht. Al gaat dat nog wel een generatie duren. Interessant is om het ook eens om te draaien. De versnelde technologische ontwikkelingen van de laatste twee generaties hebben een behoefte ontwikkeld aan een alomvattende toekomstbelofte. Dit is de hype rond AI: in de huidige AI proberen we zo’n belofte te herkennen. De laatste uitvinding van de mens moet AI nog worden. De ultieme toekomstbelofte hebben we er al van gemaakt.
AI is een paraplu-begrip dat alle mogelijkheden van digitale innovatie bundelt, en daarmee tevens de verwachtingen, en dus de hype. Dat verklaart ook waarom het zo’n moeilijk begrip is om te definiëren. Met een goede definitie van AI proberen we namelijk niet alleen te beschrijven wat al uitgevonden is, maar tegelijk ook een nog onduidelijke toekomst onder ogen te zien.